Een warme dag, dus we staan op tijd op om met een nog enigszins prettige temperatuur te kunnen struinen op de veluwe. Om 7 uur is het nog best fris, maar in de zon is het al warm. We gaan op zoek naar de bosparelmoervlinder, een vrij zeldzame dagvlinder. In eerste instantie vinden we ze niet (balen!), maar net als ik besluit dat we dan maar weer verder gaan, zie ik er eentje zitten! Pffff. Het is een prachtig gaaf exemplaar. Ik zoek verder en vind er nog eentje. Gelukkig, niet voor niks gegaan... We zien verder niet heel veel andere vlinders. Kennelijk is het te warm voor ze. Toch zijn er een aantal die even mee willen werken. We zien ook één rups: van de heideringelrups, een vrij zeldzame nachtvlinder. Deze rups lijkt op de ringelrups, een veel algemenere soort. Bij enkele vennetjes en bijna drooggevallen plasjes vliegen behoorlijk wat juffers. De prachtige koraaljuffer lijkt al massaal te zijn uitgeslopen: het is vooral veel rood (en blauw, watersnuffels) wat we zien. Er zijn twee rode juffers in Nederland: de koraaljuffer, met rode pootjes, en de vuurjuffer, met zwarte pootjes. Bij het water zien we veel kleine zonnedauw staan. In één van de plantjes zit een witsnuitlibel. Hij is gevangen. Zonnedauw heeft aan de lepelvormige bladeren haartjes zitten met druppels. Als een prooidier wordt 'gevangen', blijft hij kleven aan de druppels. Het lijkt op dauw (vandaar de naam), maar is het dus niet. In de druppels zitten enzymen die hem langzaam 'verteren'. Zo komt de zonnedauw, dat groeit op voedselarme grond, aan zijn voedingsstoffen. Overigens heb ik deze libel bevrijd, hopelijk redt hij het! Hoe leuk het kan zijn om (heel) vroeg de natuur in te gaan, merken we al aan het begin van onze wandeling: er steken twee wilde zwijnen het bospad over. Nog nooit heb ik ze zo 'in het wild' gezien (alleen in het Aardhuis, een omheind wildpark). Wat bijzonder! Ik heb alleen een macrolens bij me, dus ik geniet gewoon (en eigenlijk ben ik te verbaasd om aan fotograferen te denken). Even later lijkt het of ik ze weer zie, heel ver weg op het pad. Maar het is niks. Tot er 3 seconden later wél iets te zien is: een prachtige reegeit met haar kalfje. Nu maak ik wel enkele foto's (en weer baal ik dat ik de (zware) telelens niet mee heb genomen).
De eerste dag van een warme (tropische) week. Het is 18 graden als we vertrekken en de temperatuur loopt snel op naar 24 graden (en meer, maar dan zijn wij niet meer in het veld). Bewolking overheerst eerst nog, maar de zon wint snel terrein. Bij enkele dagvlinders wordt gezorgd voor nageslacht en de rest van de vlinders (vooral bruine zandoogjes) geniet gewoon nog even van de warmte of een verfrissende slok nectar. Op een (voor mij) nieuwe locatie gaan we op zoek naar de vrij zeldzame beekoeverlibel. Vorig jaar heb ik deze kleinste oeverlibel voor het eerst mogen waarnemen. Vandaag vinden we slechts één exemplaar, mede doordat het op deze plek lastig zoeken is naar libellen. Verder zien we veel juffers (vooral lantaarntjes, weidebeekjuffers en blauwe breedscheenjuffers), waarvan er veel in tandem vliegen of paren. Libellen zien we helaas alleen maar zitten op plekken die niet te bereiken zijn (zonder in het water te belanden) of in de vlucht (bruine korenbout, grote keizerlibel en glanslibellen), met uitzondering van een heidelibel en een beekrombout.
Een mooie ochtend: zon, weinig wind, graad of 20. Goed om eens te kijken hoe het staat met de vlinders. Is de juni-dip inmiddels voorbij? Het aantal vlinders dat we zien is in elk geval meer dan enkele dagen geleden, dus.... wat mij betreft is de vlinderdip voorbij. Het aantal bruine zandoogjes overheerst nog, maar er zijn gelukkig ook weer witjes en andere 'zomergeneraties' te zien. Als de voorspelling uitkomt (tropisch weer) denk ik dat er de komende week veel meer vlinders uit hun pop zullen kruipen. Nachtvlinders zien we vandaag niet, behalve enkele zuringspanners. Het kleurverschil tussen de vlinders op onderstaande foto's is enorm: de eerste heeft prachtige felle kleuren, de tweede is helemaal vaal geworden. Voor het eerst in mijn leven zie ik enkele nesten van eikenprocessierupsen. Tijdens het nachtvlinderen had ik al wel de vlinder gezien, maar nog nooit de rups, laat staan een nest met rupsen. Ik maak een foto, maar loop dan snel verder. Eikenprocessierupsen hebben geen goede naam: het venijn schuilt in de aanwezigheid van de vele microscopisch kleine brandharen op de rups. Bovendien zijn ook de brandharen op de vervellingshuidjes in de nesten een bron voor irritatie. Er hoeft geen rechtstreeks contact met de rups te zijn om klachten te krijgen. De brandharen kunnen ook door de wind meegevoerd worden waardoor ze op de huid of in de kleding terecht komen. De brandharen (± 700.000 per rups) dringen gemakkelijk in de huid, ogen en luchtwegen. Wat er dan gebeurt lijkt op een allergische reactie. De huidirritaties die binnen acht uur optreden, zijn rood en pijnlijk (huiduitslag). Ze gaan gepaard met hevige jeuk, die tot twee weken kan aanhouden. Als de brandharen in de ogen komen, kan binnen enkele uren een rode, pijnlijke en jeukende zwelling en irritatie optreden. Inademing van de brandharen kan leiden tot irritaties (slikklachten) en ontstekingen van het slijmvlies van de neus, keel en luchtwegen [bron: RIVM]. We spotten ook libellen en juffers. Enkele heb ik op de foto gezet.
|
NatuurblogAls je goed kijkt, kun je iedere dag iets moois zien
Intens genieten van mooie natuurmomenten. Dat is wat ik doe als ik in de natuur ben én ik probeer die momenten vast te leggen. Je kunt via dit natuurblog meegenieten. Waarom ik geen locaties doorgeef Laatste berichtenArchief
May 2020
Label
All
|